Wie zorgt er voor de achterblijvers?

Samenvatting dossier 2017.3782

Mevrouw O. woont met haar partner en haar op dat moment 10-jarige zoon in Krimpen aan den IJssel. De jongen zit in groep 7 en gaat naar school in Capelle aan den IJssel. In februari 2017 worden mevrouw O. en haar partner door de politie gearresteerd op verdenking van vuurwapenbezit en overtreding van de Opiumwet. Mevrouw O. wordt de volgende dag vrijgelaten. De officier van justitie seponeert de zaak tegen haar. Haar partner wordt later door de rechter veroordeeld.

De gemeente informeert kort na de aanhoudingen de woningstichting dat vanuit de woning drugs werden verhandeld en er een vuurwapen in de woning aanwezig was. De gemeente vraagt de woningstichting passende maatregelen te nemen. De woningstichting vraagt mevrouw O. in mei 2017 de woning te verlaten. Als zij dat niet wil, spant de stichting een kort geding aan bij de Rechtbank Rotterdam. De rechter oordeelt dat mevrouw O. en haar zoon de huurwoning uiterlijk op 20 augustus 2017 verlaten moeten hebben.

Mevrouw O. vraagt de gemeente daarop om hulp omdat zij nergens terecht kan. Zij wil graag dat haar zoon naar zijn bekende school kan blijven gaan. Omdat zij vindt dat de gemeente niet meedenkt met de situatie van haar zoon en te weinig hulp biedt, dient ze een klacht in bij de kinderombudsman.

De kinderombudsman stelt een onderzoek in. Ten behoeve van zijn onderzoek gaat hij in het dossier bij de gemeente kijken. Daar vindt de kinderombudsman een verslag van een gesprek over de situatie van mevrouw O. en haar zoon. Daaruit blijkt dat de gemeente Krimpen aan den IJssel wil dat mevrouw O. uit Krimpen vertrekt. Uit het verslag blijkt dat de gemeente op de hoogte is van de moeilijke situatie van de 10-jarige zoon. Vanwege die situatie vraagt de gemeente Veilig Thuis en de GGD het gezin te volgen.

De gemeente ziet in die situatie geen aanleiding om zelf actie te ondernemen. De gemeente beroept zich op de uitgangspunten van de Wet maatschappelijke ondersteuning: de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger, in dit geval mevrouw O. De gemeente vindt dat de moeder van de jongen de verantwoordelijkheid had voor de situatie.

De kinderombudsman is het met de gemeente eens dat mevrouw O. verantwoordelijkheid is haar zoon. Die verantwoordelijkheid doet echter niets af aan de verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. De zoon van mevrouw O. was inwoner van de gemeente Krimpen aan den IJssel. Daardoor was de gemeente op grond van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en de Jeugdwet mede verantwoordelijk voor zijn welzijn. De kinderombudsman constateert dat het primaire doel van de gemeente was dat mevrouw O. vertrok. Het primaire doel van de gemeente had echter het welzijn van de 10-jarige zoon van mevrouw O. moeten zijn. De gemeente heeft door zo te handelen niet de belangen van de jongen voorop gesteld. Dat had wel gemoeten en daarom is de klacht van mevrouw O. dat de gemeente te weinig heeft gedaan voor haar zoon, gegrond.

Lees hier het rapport: 191218 Rapport